Ooglaseren

Ooglaseren – Wanneer en toepassingen

Het begrip ooglaseren wordt gewoonlijk gebruikt voor de correctie van verschillende zichtsstoornissen. Deze ingrepen worden samengevat onder de aanduiding ‘refractiechirurgie’, waartoe methodes als LASIK-OP of de PRK-methode behoren. Er is echter bij de behandeling van oogaandoeningen ook sprake van een groot aantal niet-refractieve laserbehandelingen (bijvoorbeeld het herstellen van scheurtjes in het netvlies) en de diagnostische inzet van minder sterke lasers voor de weergave van het oogoppervlak en lengtemeting van het oog.

Therapeutische toepassing van ooglaseren

Als therapeutische toepassing worden lasers bijvoorbeeld ingezet voor het doorsnijden of verwijderen van weefsellagen, bijvoorbeeld bij de behandeling van staar (cataract). Hierbij wordt de troebele ooglens met behulp van een femtosecondenlaser verwijderd en daarna vervangen door een kunstlens. De laser vervangt hier meerdere voorheen door de arts met de hand uitgevoerde stappen bij operatie van de lens.

Ook bij de behandeling van glaucoom (verhoogde oogdruk), wanneer de behandeling met medicijnen niet meer voldoende aanslaat, heeft de laser nieuwe mogelijkheden geopend: door doelgerichte bestraling van de hoek van de oogkamer (trabeculoplastiek) wordt het aangrenzende weefsel poreuzer waardoor de oogdruk verminderd wordt.
 

Refractiechirurgie (LASIK, PRK)

Onder refractie verstaat men in de oogheelkunde de sterkte van de correctie waarmee de invallende lichtstralen door middel van hoornvlies en lens een scherp beeld van een zich op oneindige afstand bevindend object op het netvlies voortbrengen. Bij een normaal gezichtsvermogen (emmetropie) komen de lichtstralen in een punt op het netvlies samen. Bij bijziendheid (myopie) ligt dit snijpunt voor het netvlies, bij verziendheid (hypermetropie) erachter. De waarneming die door de zo gespreide lichtinval ontstaat en die onscherp is, kan in de regel door dienovereenkomstig geslepen optische hulpmiddelen (brillen, contactlenzen) gecompenseerd worden.

Als alternatief biedt refractiechirurgie de mogelijkheid om hoornvlies weefsel weg te nemen en daardoor het optische breekvermogen van het hoornvlies te veranderen. Tot de bekendste en in de praktijk meest beproefde methodes behoren LASIK-OP en PRK. Beide methodes kunnen ter correctie van bijziendheid en van verziendheid worden toegepast, en hebben diverse voor- en nadelen.
 

PRK – Fotorefractieve keratectomie

Bij deze ooglasermethode wordt de oppervlakkige laag van het hoornvlies laagsgewijs weggehaald. Voor de behandeling van bijziendheid wordt het hoornvlies in het centrum vlakker gemaakt waardoor het breekvermogen van het hoornvlies verminderd wordt en het snijpunt van de binnenkomende lichtstralen zich naar achteren verplaatst. Bijziendheid met een gemiddeld niveau van 2-6 dioptrieën, kan op deze wijze goed worden behandeld. Om te verhinderen dat er na de ingreep op het hoornvlies een litteken ontstaat, vindt in de regel een nabehandeling van oogdruppels met cortisonen plaats. Bovendien kan gedurende de eerste dagen na het ooglaseren een speciale therapeutische contactlens gedragen worden om het behandelde hoornvlies extra te beschermen.

Voor correctie van verziendheid moet het hoornvlies steiler gemaakt worden door aan de randen rondom weefsel weg te halen. Op deze wijze wordt het profiel van een sterker gewelfde lens in het hoornvlies aangebracht. De gecreëerde verdieping kan zich echter gedeeltelijk met hoornvliesweefsel vullen waardoor het lichtbrekende effect na verloop van tijd afneemt.
 

LASIK: Laser-in-situ-Keratomileusis

Bij een LASIK-operatie wordt met een femtosecondenlaser een incisie in het hoornvlies gemaakt, en wordt er een zeer dunne flap opengeklapt. Vervolgens wordt net als bij PRK op passende wijze weefsel weggehaald en wordt de flap van het hoornvlies tenslotte weer terug geklapt. De voordelen van deze methode zijn de dat de patiënt onmiddellijk klachtenvrij is en dat de littekenvorming op het hoornvlies verhinderd wordt. Hoewel het bij een LASIK-operatie om een ingreep gaat die grotendeels vrij van complicaties is, kan na de operatie een gevoel van droogte ontstaan. Door de incisie in het hoornvlies worden zeer fijne hoornvlieszenuwen doorgesneden waardoor het oogoppervlak minder gevoelig is en de traanfilmproductie zich niet meer optimaal aan omstandigheden van buitenaf zoals droge lucht, stof of hitte en koude kan aanpassen. Bovendien is – zoals ook bij andere chirurgische ingrepen – het risico op snijfouten en wondinfecties groter. De noodzaak en de neveneffecten van een laserbehandeling moeten daarom altijd met een specialist worden besproken.

Meer interessante pagina's